Hans Rosling beschrijft in zijn boek ‘Feitenkennis’ (in het Engels “Factfulness”) dat de mens 10 instincten heeft die het lastig maken om een op feiten gebaseerd wereldbeeld te hebben. Deze instincten zijn:
- het kloofinstinct (onze neiging van alles en nog wat in te delen in twee afzonderlijke en vaak tegengestelde groepen, met daartussen een imaginaire kloof – een diepe afgrond van onrechtvaardigheid),
- het negativiteitsinstinct (onze neiging om eerder het slechte te zien dan het goede),
- het rechte-lijninstinct (onze neiging ontwikkelingen in een rechte lijn door te trekken),
- het angstinstinct (onze neiging om vooral angstaanjagende dingen aandacht te geven in plaats van de objectief gevaarlijkste),
- het grootte- instinct (onze neiging om de dingen uit verhouding te zien),
- het generalisatie-instinct (onze neiging conclusies te trekken over een hele categorie op basis van een paar uitzonderlijke voorbeelden),
- het lotsinstinct (het idee dat het lot van landen, religies of culturen wordt bepaald door karaktereigenschappen die zij van nature hebben),
- het éénperspectief-instinct (onze voorliefde voor één oorzaak en één oplossing),
- het zondebokinstinct (ons instinct om op zoek te gaan naar een duidelijke, simpele reden waarom er iets naars is gebeurd), en het
- urgentie-instinct (dat ervoor zorgt dat we onmiddellijk in actie willen komen zodra we een gevaar zien opdoemen).
Rosling geeft vervolgens aan hoe we onze instincten in bedwang kunnen houden. In het kader van dilemma’s is vooral het kloofinstinct van groot belang: onze neiging tot binair denken.
Geef een reactie