Blog door Steven Olthof
Kirsten van der Kolk is één van Nederlands toproeiers en top-roeicoaches. Zij was Nederlands kampioen in de skiff in 2003, driemaal Nederlands kampioen in de lichte dubbel twee en roeide driemaal tijdens de Olympisch Spelen (Sydney 2000, Athene 2004 en Peking 2008 in de lichte dubbel twee, samen met Marit van Eupen; ze wonnen goud in Peking!). Momenteel is ze bondscoach voor het Dames Nationaal Roeiteam, trainer en spreker bij Kolk Sportinspirations, actief in het onderwijs en in diverse besturen.
Kirsten: ‘Coachen lijkt helemaal niet zo moeilijk: Je pakt je fiets, soms een motorboot, een toeter en roept een paar aanwijzingen naar een roeiploeg. Maakt niet uit welke leeftijd of hoe groot de ploeg is. Was het maar zo simpel. Aan elke vorm van coaching ligt een visie ten grondslag: een visie op techniek, een visie op presteren (of niet) en een visie op ploegdynamiek. Een goede coach heeft een visie op coaching en de daarbij behorende dilemma’s en vertaalt deze visie naar de dagelijkse praktijk. Belangrijk onderdeel in mijn carrière is de overgang van topsporter naar topcoach geweest en hoe deze twee zich tot elkaar verhouden’.
Tijdens een presentatie over ‘coachen van top-roeiers’ (mei 2019 bij roeivereniging KR&ZV Het Spaarne) vertelt Kirsten over de dilemma’s die het coachen van top-roeiers met zich meebrengt, zowel voor de roei(st)er als voor de coach. Een aantal van deze dilemma’s en de visie die ze heeft op de verzoening van deze dilemma’s geef ik hieronder in sterk verkorte vorm weer. Deze blog sluit ik af met het Heron-model over coachingsvaardigheden.
Dilemma’s van de roeister
1. Hoofd versus hart
Voor een roeister is het essentieel om zowel hoofd als hart te gebruiken bij de keuze om wel of niet te kiezen voor een professionele roeicarriere. ‘Is het echt je droom om met het roeien te excelleren en internationaal op de hoogste trede van het podium te staan? Heb je voldoende plezier in het roeien? Ben je bereid een behoorlijk aantal jaren een gedisciplineerde werk- en levensstijl te volgen om dit ideaal te verwezenlijken? Heb je de motivatie en is je innerlijke wil sterk genoeg om door te zetten bij tegenslag? Zijn er gunstige omstandigheden te creëren zodat de kans op een goede roeicarriere maximaal is? Etc. etc.
2. Plezier hebben versus Prestatie leveren
Volgens Kirsten beïnvloeden de beide polen van dit dilemma elkaar en is het geen tegenstelling, maar verloopt dit bij het roeien simultaan en in wisselwerking. Goede prestaties voeden het plezier en het plezier zorgt ervoor dat de motivatie er is om te presteren. Bovendien is er ten aanzien van prestatie en plezier ook een wisselwerking tussen de roeisters en tussen de roeisters en de coach. Je kunt elkaar motiveren, door een dood punt heen helpen, lol hebben met elkaar, elkaar opjutten, bevrediging vinden in een stijgende lijn van de prestaties, plezier hebben in het verbeteren van de roeitechniek en het vermogen van je lichaam. Je kunt elkaar steunen bij de individuele verbeterpunten en plezier hebben in de steeds betere afstemming op elkaar in de boot. Soms gaat het ook wel iets langer moeilijk, bijvoorbeeld als prestaties uitblijven. Dan moet je wel voor ogen blijven houden waar je het voor doet (zie dilemma hoofd versus hart).
3. Nabijheid versus afstand; Vriendin versus collega
In een boot met slechts twee roeisters ben je voor honderd procent op elkaar aangewezen. Je ziet, merkt en hoort alles van elkaar: elke overweging, elk emotioneel hoogte- en dieptepunt maak je mee, elke reactie op de interventies van de coach. En je bent meer uren bij elkaar dan met je eigen partner of familie. Het moet wel voldoende ‘klikken’ met elkaar (en met de coach). Je hoeft niet per se hartsvriendinnen te zijn die ook privé nog allerlei dingen samen doen, zoals shoppen of elkaars familie bezoeken. Je bent meer een ‘zeer vertrouwde roeicollega’ waar je goed mee kunt samenwerken. In termen van de verzoening van dit dilemma zijn termen als ‘bezielde zakelijkheid’ en ‘afstandelijke nabijheid’ van toepassing
4. Blind vertrouwen versus kritisch zijn
De uitersten bij de polen van dit dilemma zijn enerzijds ‘blind vertrouwen in de coach en volledige overgave’ en anderzijds ‘een overkritische houding bij de roeister bij elk voorstel of aanwijzing van de coach, waarbij alles continue bevraagd wordt’. Deze extreme standpunten zijn niet werkbaar. In de praktijk moet er een dynamisch spel ontstaan tussen coach en roeister, waarbij -op basis van een goede klik en een basisvertrouwen tussen coach en roeister- in alle openheid informatie wordt uitgewisseld over alle fysieke en mentale aspecten die relevant zijn bij het roeien en ook over de coachingsmethoden. Daarbij geldt ‘vertrouwen komt te voet en gaat te paard’. Er moeten niet teveel incidenten zijn in de onderlinge relatie. Dus vertrouwen in de deskundigheid en ervaring van de coach enerzijds en toch ook als roeister kritisch blijven nadenken en eigen afwegingen maken. Het zijn twee zijden van dezelfde medaille. Onderling vertrouwen opbouwen en in stand houden is een proces en soms hard werken.
Dilemma’s van coaches
1. Lichaam versus geest; fysieke versus mentale coaching
Er wordt zeer hard getraind zodat vermogen en kracht van het lichaam beter worden. Daarnaast wordt er natuurlijk getraind om roeitechniek en souplesse te verbeteren. Dit alles gebeurt steeds professioneler met trainingsschema’s en trainingsopbouw in een vierjaarscyclus (Olympische Spelen), een jaarcyclus en weekcycli. Inspanning en ontspanning worden afgewisseld (niet overtraind raken). Afwisseling tussen roeien, hardlopen, fietsen (als hersteltraining) en krachttraining. Goed en verantwoord eten en slapen is ook van groot belang. Bewegingswetenschappers en voedingsdeskundigen ondersteunen dit alles met kennis, (effect)metingen en inzichten. Mentale coaching door de roeicoach (soms aangevuld met andere specialisten) is eveneens van vitaal belang. Immers prestaties hangen ook af van de mate van zelfvertrouwen van de roeisters, de weerbaarheid en veerkracht bij verlies, het doorzettingsvermogen, het kunnen bewaren van mentale rust, de kennis van de persoonlijke/mentale zwakke punten, het kunnen reflecteren op het eigen gedrag, het rationele inzicht in het verloop van een race en daar mee kunnen omgaan, het met elkaar kunnen en willen samenwerken in alle omstandigheden etc. Het is dus én-én: lichaam én geest, coachen ten aanzien van de fysieke én de mentale aspecten van de roeister.
2. Denken/plannen versus Doen
Ook hierbij geldt weer dat het denken/plannen én doen is. Maar er is meer nodig om echt te leren. Daarbij helpt het model van de leercyclus van Kolb. Hij onderscheidt vier fasen in een leerproces: a) Concreet ervaren, b) waarnemen en overdenken oftewel observeren en reflecteren, vervolgens c) abstraheren en conceptualiseren oftewel modellen/theorieën vormen die verklaringen bieden en richting geven aan verbetermogelijkheden en tenslotte d) experimenteren en actief toetsen. Deze cyclus wordt steeds opnieuw doorlopen. Eerst roeien, dan meten en reflecteren, conclusies trekken en interveniëren, zaken aanpassen waar nodig en vervolgens uitproberen en kijken naar de effecten. Het dilemma, de tegenstelling ‘denken versus doen’ wordt zo omgevormd tot een proces, een echte leercyclus, waarbij de rollen waarnemer, nadenker, toepasser en doener allemaal tot hun recht komen. Een voorbeeld (fase b bij Kolb): Bij de coaching van de roeisters wordt onder andere een reflectielijst. Zowel roeisters als coach gebruiken dit instrument. Zo zijn er bij elke fase van de leercyclus methoden en instrumenten in gebruik.
Coachen: sturen of volgen, ondersteunen of confronteren *)
Het gedrag van de coach is natuurlijk ook zeer bepalend voor de effectiviteit van de roeisters. Voor de analyse van coachgedrag is het Heron-model beschikbaar (genoemd naar de ontwikkelaar ervan; coachgedrag wordt gemeten door de ogen van de coach, roeisters, en eventueel observanten). Een vragenlijst wordt gebruikt om het coachgedrag te meten, te vergelijken en beoordelen, om vervolgens de coachingsvaardigheden verder te ontwikkelen.
Het Heron-model is gebaseerd is op de dilemma’s ‘sturen versus volgen’ en ‘ondersteunen versus confronteren’. Aan de ene kant worden er door coaches sturende (suggererende) interventies gebruikt of juist volgende (vrijmakende) interventies. Op de andere dimensie worden er door coaches ondersteunende (versterkende) interventies gebruikt of juist confronterende (uitdagende) interventies. In onderstaand schema worden de twee dimensies gekruist en worden zes categorieën van brede interventies zichtbaar:
De interventies worden als volgt getypeerd:
1. Suggereren. Aanwijzingen, advies en aanbevelingen geven aan de roeister. De coach stuurt de leerervaring op de een of andere manier, bepaalt voor een deel de doelen van het coachingstraject, de leermethoden, de inrichting en de mogelijke oplossingen van de roeister, alsook de evaluatie en beoordeling van het leertraject.
2. Verhelderen. Informatie en kennis overdragen aan de roeister. De coach draagt informatie over aan de roeister, waarbij het kan gaan om roeitechnische, fysieke, methodische, mentale of zakelijke/organisatorische kennis. Het zou ook terugkoppeling kunnen zijn over de inhoud van de coaching of over de mogelijke gevolgen van verschillende benaderingen. De coach kan de informatie spontaan aanbieden en de roeister kan erom vragen.
3. Uitdagen. Uitdagen van de veronderstellingen van de roeister en stimuleren van diens besef van het eigen gedrag, houding of overtuigingen. De coach gebruikt confrontatie om de roeister te helpen een dieper besef te krijgen van iets wat (volgens de coach) belangrijk is voor haar leren.
4. Vrijmaken. De roeister helpen om lucht te geven aan spanning, te ontspannen en emoties onder ogen te zien die verdere ontwikkeling tegenhouden. De coach helpt de roeister om uiting te geven aan en om te gaan met emoties die haar belemmeren bij de lerende activiteit.
5. Exploreren. De roeister helpen zichzelf te ontdekken, zelfsturend te gaan leren en oplossingen te vinden voor de eigen problemen. Explorerende vaardigheden zijn actief luisteren, samenvatten, parafraseren, herhalen en doorvragen door middel van open, door de roeisters geleide vraagstelling.
6. Versterken. Versterken van het positieve zelfbeeld, zelfvertrouwen en zelfrespect van de roeister. Het positieve zelfbeeld wordt versterkt door het verwelkomen en aanbieden van specifieke ondersteuning, waardering en lof, het uiten van vertrouwen of overeenstemming, of door eigen ervaringen en gevoelens te delen (mits gepast).
Vaardigheden van coaches
De coach kan dus kiezen uit een breed scala van interventies. Een werkelijk kundige coach moet als een ‘reflective practitioner’ beschikken over een aantal vaardigheden:
- Zich een beeld kunnen vormen, op basis van zorgvuldige afweging, wanneer te leiden en wanneer te volgen in het gesprek ofwel het vermogen de juiste balans te vinden tussen sturen en faciliteren;
- Stijlen van interventie kunnen kiezen en toepassen die passen bij de betreffende roeister(s) in de betreffende situatie;
- Binnen elke stijl uit een scala van mogelijkheden de meest productieve vaardigheden en interventies kunnen kiezen, inclusief non-verbale ondersteuning en nuances;
- Helder en soepel kunnen overschakelen van de ene naar de volgende interventie, al naar gelang de situatie;
- Beseffen welke specifieke interventie steeds wordt gepleegd en waarom;
- Beseffen hoe de roeister reageert op de toegepaste interventiestijl.
Kortom, een stevige lijst met vaardigheden voor de coach. Het coachen is dan ook zowel een kunst als een kunde, waarbij ook de coach continue een leerproces doorloopt en permanent zoekt naar optimalisatie van zijn coachgedrag, naar de verzoening van de twee dilemma’s ‘sturen versus volgen’ en ‘ondersteunen versus confronteren’.
*) Tekst van deze paragraaf ontleend aan: de Haan E., Burger Y., Analyse van coachgedrag, Hoe scoren coaches zichzelf, en wat vinden hun cliënten ervan? M&O, Tijdschrift voor Management en Organisatie, 2018/2. In deze tekst gaan we er (fictief) van uit dat dit model bij de KNRB (roeibond) gebruikt wordt.
Geef een reactie